De asymmetrische zuigeling
Inleiding
Eigenlijk is iedere pasgeborene asymmetrisch. Zeker als de zuigeling op de rug gelegd wordt, zie je dat hij/zij het hoofd nog niet in de middenpositie kan houden en het hoofd naar links of naar rechts draait. Deze hoofdpositie heeft invloed op de rest van het lichaam. Aan de aangezichtszijde van de zuigeling zien we vaak een uitbolling van de wervelkolom en een lichte scheefstand van het bekken. We spreken van een asymmetrische zuigeling als het kind te vaak, te veel in een en dezelfde positie verblijft en te weinig variatie vertoont in bewegen richting de andere zijde. Belangrijk om te onderzoeken: is er sprake van een idiopatische (zonder onderliggende oorzaak) asymmetrie of van een symptomatische (er ligt een duidelijke oorzaak aan ten grondslag) asymmetrie.
1. Hulpvraag van de ouders
– Mijn kind krijgt een afgeplatte schedel
– Mijn kind kan het hoofd minder naar een kant draaien
– Mijn kind houdt het hoofd scheef
– Mijn kind heeft een knobbel in een van de nekspieren
– Mijn kind ligt altijd als een banaantje
– Mijn kind heeft een been langer dan het andere
– mijn kind kijkt vrijwel steeds naar één kant
– mijn kind heeft een voorkeurshouding van het hoofd
2. Observatie en onderzoek
De kinderfysiotherapeut maakt middels observatie en vooral onderzoek van de actieve en passieve beweeglijkheid van de halswervelkolom een onderscheid tussen de verschillende diagnoses, als zijnde: voorkeurshouding, afgeplat hoofd of plagiocephalie met of zonder bewegingsbeperking, musculaire scheefhals met of zonder verdikking van de halsspier, de zogenaamde zuigelingenscoliose of heupproblematiek of basis van een aangeboren heupdysplasie.
3. Behandeling/instructie
Afhankelijk van de gevonden kinderfysiotherapeutische diagnose wordt samen met de ouders bepaald welk soort interventie plaats vindt. Dit kan zijn afwachtend beleid met controle bij hele lichte problematiek. (ideopathisch)
Behandeling en instructie met een lage frequentie vooral bij voorkeurshoudingen met of zonder plagiocephalie.
Intensieve behandeling met instructie bij musculaire torticollis ( scheefhals) of T.A.C.syndroom (symptomatisch).
De behandeling is erop gericht om middels vroegkinderlijke reacties de beweeglijkheid aan de niet voorkeurszijde te optimaliseren. Door middel van veilige positioneringadviezen op de uitgebolde kant van het hoofd trachten we de rondheid van het babyhoofd te bevorderen. Bij de wat oudere baby’s vanaf 2 maanden wordt vooral gebruik gemaakt van het uitlokken van bewegingen door visueel volgen. Uit de behandeling worden adviezen geformuleerd die de ouders kunnen inpassen in het dagelijks omgaan met hun baby, waaronder draag-, verzorgings- en positioneringadviezen. Deze worden geïnstrueerd en geëvalueerd.
Doorverwijzing naar andere discipline bijv. bij ernstige plagiocephalie naar de helmpoli of bij vermoeden van een heupdysplasie of echte andere orthopedische afwijking naar de huisarts met de vraag om door te verwijzen naar een ter zake deskundige medisch specialist.
4. Resultaat
Goed resultaat – zeker bij de idiopatische vormen – in een korte behandelperiode met over het algemeen een lage behandelfrequentie. Diende in vroeger tijden nog regelmatig operatief ingegrepen te worden bij deze aandoening, nu behoort operatief ingrijpen tot een zeldzaamheid.
5. Meer informatie