Kinderen met ruimtelijke oriëntatie problemen

Inleiding

Men heeft lang gedacht dat een kind moest bewegen om de ruimtelijke begrippen zoals ver weg, dichtbij, onderdoor, over heen, voor, achter, naast, tussen etc. te leren kennen. Het blijkt dat deze ervaring en de begrippen niet zo afhankelijk van elkaar zijn.

Er zijn aandoeningen, waarbij kinderen de ruimte niet als geheel waarnemen. Zij zien de ruimte, plaatjes etc. fragmentarisch; daar dient in de therapie rekening mee gehouden te worden.

1. Hulpvraag van de ouders

– Mijn kind beweegt houterig, onhandig

– Mijn kind stoot vaak tegen van alles aan

– Mijn kind struikelt vaak

– Mijn kind zit door dit onhandige gedrag steeds onder de blauwe plekken

2. Observatie

In de observatie komt naar voren dat kinderen de ruimte onvoldoende in zich opnemen en onvoldoende rekening houden met de voorwerpen die in de ruimte staan. Ze struikelen of stoten er keer op keer tegenaan als ze niet opletten of gewaarschuwd worden. Ook een bewegend voorwerp volgen in de ruimte geeft vaak problemen. Ze kunnen het vaak gedeeltelijk volgen, zijn het dan kwijt, kunnen het daarna wel weer even volgen etc. Ze reageren te laat op een toekomende bal.

Deze kinderen hebben dus niet primair een stoornis in hun bewegen, maar in de koppeling met bewegen in de ruimte. Op dit moment is er nog geen betrouwbare en objectieve test om de problemen met ruimtelijke oriëntatie te onderzoeken voorhanden. Deze problematiek wordt daarom met name op basis van anamnese gegevens en observatie onderzocht.

3. Therapie/instructie

Als je merkt dat een kind moeite heeft zich te oriënteren in de ruimte, houd je daar bewust rekening mee tijdens de therapie. Het tempo van bewegen wordt aangepast zodat het kind tijdens de oefeningen het totaal kan blijven volgen. Er wordt ook bewust gebruik gemaakt van de opbouw van stilstaan en een ruimte die niet beweegt, naar het kind staat stil en de voorwerpen bewegen, naar het kind beweegt en de voorwerpen in de ruimte bewegen niet, en tenslotte het bewegende kind moet reageren op bewegende voorwerpen, waarbij de snelheid ook varieert.

4. Resultaat

Er is wel verbetering te bereiken, maar het blijft een zwak onderdeel bij het kind.