Kinderen met overgevoeligheid voor tastprikkels

Inleiding

Overgevoeligheid voor tastprikkels is meestal geen op zichzelf staand fenomeen. Overgevoeligheid voor tast en aanraking komt vaak gecombineerd voor met overgevoeligheid voor evenwichtsprikkels (zie kinderen met bewegingsangst, onzekerheid, faalangst). Bij deze kinderen zie je vaker dat er een eigenaardige verwerking is van zintuiglijke prikkels, ook wel sensorische integratie stoornis genoemd. Deze overgevoeligheid voor tast en aanraking ziet men ook geregeld als symptoom bij autisme spectrum stoornissen (ASS), maar dit is zeker niet altijd het geval.

1. Hulpvraag van de ouders

– Mijn kind vindt aangeraakt worden, geknuffeld of gekust worden niet fijn

– Mijn kind ervaart een lichte aanraking als pijnlijk

– Mijn kind ervaart nagels knippen en haren knippen als pijnlijk

– Mijn kind raakt geïrriteerd door de merkkaartjes in kleding

– Mijn kind raakt geïrriteerd door een zachte aanraking, maar raakt anderen wel aan en dan meestal niet zachtaardig

– Mijn kind wil niet op blote voeten buiten lopen en wil niet in de zandbak spelen

– Mijn kind vindt spelen met brooddeeg, klei en vingerverf niet prettig

– Mijn kind vindt het niet prettig om tussen andere kinderen in te zitten, of in een rij te staan

– De fijne motoriek ontwikkelt zich niet goed

2. Onderzoek en observatie

Het belangrijkste onderzoek bij overgevoeligheid voor tastprikkels is een vraaggesprek met de ouders, waarin diep doorgevraagd wordt. De fysiotherapeut vraagt naar kleine details in het gedrag van het kind, en geeft tegelijkertijd uitleg hoe tactiele overgevoeligheid zich kan manifesteren. Ook wordt aan de ouders gevraagd een vragenlijst in te vullen. Met behulp van de sensorische integratietest kan bij het kind de tactiele afweer opgewekt en in kaart gebracht worden, door het kind in korte tijd te overladen met een grote hoeveelheid zachte aanrakingen.

3. Therapie/instructie

Uitleg aan de ouders waardoor begrip voor en inzicht in de problematiek van het kind ontstaat, is wederom de belangrijkste therapie. Tactiele overgevoeligheid kan verschillen van dag tot dag. Het maakt verschil of het kind aangeraakt wordt, of zelf iemand aanraakt. Een intensieve tastprikkel wordt vaak beter verdragen dan een zachte aanraking. Kietelen, onverwacht aanraken of van achteren benaderen is funest en kan de relatie met het kind flink verstoren. Voor al deze details moeten de ouders begrip krijgen, zodat ze adequaat kunnen reageren. Dat schept rust bij het kind.

Het kind zelf wordt tijdens de therapie uitgenodigd om steeds meer tastprikkels en steeds intensievere aanraking op te zoeken en te ervaren. Intensieve spierarbeid laten verrichten (sporten, tillen, sjouwen etc) heeft een normaliserend effect en remt de overgevoeligheid.