Ademhalingsklachten
1. Bij welke klachten?
COPD
Chronic Obstructive Pulmonary Disease, vrij vertaald staat dit voor ‘een niet voorbijgaande longziekte, waarbij de ademhaling belemmerd wordt’. COPD is een verzamelnaam voor chronische bronchitis en longemfyseem. Deze aandoeningen lijken erg op elkaar en gaan vaak samen. COPD veroorzaakt problemen met de ademhaling.
Chronische bronchitis
Bronchitis is een aandoening (ontsteking) van het slijmvlies in de luchtwegen. Mensen met bronchitis hoesten veel en geven daarbij slijm op. Sommige patiënten hebben naast deze klachten ook last van kortademigheid of een piepende ademhaling.
Longemfyseem
Bij emfyseem zijn de longen minder rekbaar geworden. Daardoor is iemand met emfyseem voortdurend kortademig en bij geringe inspanning kan al benauwdheid optreden. Bij hard hoesten is het mogelijk dat de longen dichtklappen omdat ze alle stevigheid hebben verloren. Het is belangrijk dat emfyseempatiënten leren huffen (zie gedeelte fysiotherapie) in plaats van hoesten. Roken speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van longemfyseem.
Chronische bronchitis en longemfyseem hebben gemeenschappelijke uitingsvormen. Eén daarvan is belemmering van de uitademing ten gevolge van de obstructie (verstopping). Een ander belangrijk gemeenschappelijk kenmerk is irritatie van de luchtwegen veroorzaakt door bijvoorbeeld: vochtige koude lucht, stof, rook of specifieke prikkels die een allergische reactie kunnen veroorzaken.
Omdat het uitademen belemmerd wordt treedt er verandering op in de ademhalingsbeweging. Bij mensen met COPD is er vaak sprake van een voorovergebogen houding waarbij de schouders verder naar voren staan dan normaal. Verder is de stand van de longen net zoals deze zou zijn wanneer men volledig inademt. Dit heet ook wel inspiratiestand. Deze stand wordt door de patiënt aangenomen omdat zij het ademen vergemakkelijkt. Door de verandering in de ademhaling krijgen de ademhalingsspieren veel meer te doen.
Oorzaken
Geschat wordt dat bij 75% van patiënten die lijden aan COPD, de klachten zijn veroorzaakt door roken (vooral emfyseempatiënten). Roken heeft daarnaast ook een negatief effect op het beloop van COPD en kan de klachten verergeren. Ook (beroepsmatige) langdurige blootstelling aan risicostoffen, luchtverontreiniging en respiratoire infectie kunnen bijdragen aan het ontstaan van de klachten.
2. Hulpvraag van de patiënt
– Hoesten en slijm opgeven
– Benauwdheid
– Prikkelbare luchtwegen
– Minder inspanningen kunnen doen door kortademigheid
– Vermoeidheid
De meeste mensen met COPD hebben dagelijks klachten. COPD is een progressieve ziekte, dat wil zeggen dat de ziekte niet te genezen is en langzaam aan steeds erger wordt. Dit leidt tot beperkingen en handicaps. De belangrijkste beperkingen zijn kortademigheid en een verminderde inspanningstolerantie. De conditie van de patiënt gaat achteruit en de verhouding tussen belasting en belastbaarheid gaat achteruit.
Hierdoor ontstaat dikwijls een neerwaartse spiraal. Uit angst voor kortademigheid gaan mensen bewegen vermijden. Hierdoor verslechtert de conditie nog verder. Door het vermijden van beweging komen mensen in een sociaal isolement wat op zijn beurt weer kan leiden tot neerslachtigheid en een versterking van de inactiviteit.
Onderzoek heeft aangetoond dat voornamelijk spierzwakte, zowel van de ademhalingsspieren als van de perifere skeletspieren, in belangrijke mate bijdraagt aan beperkingen en handicaps van COPD-patiënten. De lichamelijke inspanning die COPD-patiënten moeten leveren vraagt meer energie. In combinatie met moeizaam eten als gevolg van ademhalingsproblemen raken COPD-patiënten gemakkelijk ondervoedt. Hierdoor kunnen patiënten in een neerwaartse spiraal raken waardoor het steeds slechter met de conditie gaat! Voedingstherapie, in combinatie met bewegingstherapie, helpt de neerwaartse spiraal van energie tekort en ondervoeding te doorbreken.
3. Onderzoek en observatie
In het eerste gesprek wordt het begin en het verloop van de klachten geïnventariseerd. Tevens vindt een observatie en lichamelijk onderzoek plaats. De patiënt geeft aan waar en wanneer de klachten optreden (slijmopeenhoping, beperkt inspanningsvermogen en/of benauwdheidsklachten) en welk doel hij met fysiotherapie wil bereiken.
In het begin van de intake wordt een nuloptie vastgesteld. Dit is a.h.w. de basis van waaruit de therapie start. Dit zijn enkele vragenlijsten die door de patiënt zelf worden ingevuld. Verder omvat dit spierkrachtmeting, de 6-minuten wandeltest die het functioneel prestatievermogen meet. Aan de hand van de uitslagen van deze testen wordt vervolgens een persoonlijk trainingsschema opgesteld.
4. Therapie
Het trainingsschema omvat oefeningen die gericht zijn op:
– Verbeteren van totale spierkracht
– Verbeteren van conditie
– Verbeteren van de ademhalingstechniek
Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de loopband, fiets, gewichttraining en opstapoefeningen. Tijdens de training wordt de hartslag gecontroleerd evenals de zuurstofwaarde in het bloed.
5. Resultaten
De fysiotherapeut kan helpen om beter om te gaan met COPD. Een fysiotherapeut kan helpen om:
– Juiste ademtechniek toe te passen, ook bij benauwdheid.
– Op een juiste manier te ademen zodat vastzittend slijm makkelijker opgehoest kan worden, het zogenaamde huffen.
– Een betere conditie te krijgen.
– Inspanningsvermogen te vergroten.
– Voorkomen van longontstekingen.
– Verminderen van benauwdheidsklachten.
– Verbeteren van totale spierkracht.
– Verbeteren van kwaliteit van leven.
– Te voorkomen dat de longfunctie nog verder achteruit gaat.
– Uitstellen en voorkomen van invaliditeit.
– Bevorderen van een actieve leefstijl.
6. Meer informatie